Inleiding

januari februari
maart april
mei juni
juli augustus
september oktober
november december

 

 

 

Januari:
Louwmaand
6. Als 't Driekoningen is in 't land, komt de vorst in 't vaderland.
Als het vriest op Driekoningendag, dan vriest het dertien weken lang.
Met Driekoningen lengt de dag zoveel een geitje springen mag.
Mit Driekeuninge lenge de daag ‘ne hanesjrei.
14. Geeft St. Hilarius zonneschijn, weldra zal het kouder zijn.
Als het op Hilarius vriest, de boer zes weken niest.
15. Sint Pauwel is de eerste der drie harde koppen.
Is Sint Paulus klaar, wacht dan een heel goed jaar.
Is het op St. Paulus schoon en klaar, dan brengt het een gezegend korenjaar.
Is het op St. Paulus sneeuw of regen, dan komt een mager jaar ons tegen.
Als St Paulus bekeert, draait de wortel om in den eerd.
Op St. Paulus bekering stijgt de winter te paard of breekt hij zijn nek met 'n reuzenvaart.
Sint-Paulus'Bekeringhe met zonneschijn, is goed voor vruchten, koren en voor wijn.
Als Paulus zijn kapje in het droge draagt, dan wordt het een goed tarwejaar.
17. Sint Antoon en Sint Sebastiaan, hebben nog harde koppen aan.
St. Anthonius schoon en helder, vult het vat en ook de kelder.
Met St. Antonius lengen de dagen zoveel als het eetmaal van een monnik.
St. Antone met zijn varken, zoete naam Sebastiaan , koud en kil is 't in de
kerken stil en bevroren ligt de baan.
St. Antoon en St. Sebastiaan komen met het hardste van de winter aan.
Maakt St. Teunis de brug (het ijs), St. Sebastiaan slaat ze stuk.
Maak Sint Teunis de brök, Sint Sebastiaan sjleit ze sjtök.
Sint Teunis is iesmaeker of iesbraeker.
20. Sint Sebastiaan, die 't were maakt, doet het vriezen, dat het kraakt.
St. Fabiaan en St. Sebastiaan doen het sap in de bomen gaan.
Als het vriest op St. Sebastiaan dan is het op 2 febr. met de vorst gedaan.
22. Is 't op Sint Vincentius zonneschijn, zo zal er in de schuren koren zijn.
Vincentius zónnesjien, guf väöl kaoren en väöl wien.
30. Dooien op Sint Aldegonde, vult de kelder met een vloed van zonde.