Beknopte
geschiedenis van het gebied tot 1798
door M.Flokstra.
Het Land van Kessel
ligt ter hoogte van Venlo westelijk van de rivier de Maas. In de 13e
eeuw maakte een gedeelte ervan deel uit van het graafschap Kessel, dat
ook een groot gebied rond Brüggen (Duitsland) omvatte. In 1279
verkocht graaf Hendrik van Kessel een deel van het graafschap Kessel,
nl het gedeelte dat westelijk van de Maas lag, aan graaf Reynald I van
Gelre. De voorvaderen van laatstgenoemde hadden reeds omstreeks 1200
bezittingen in Venray, destijds Rade, of ook wel de "eigenheit
Rode" genoemd. Deze gebieden werden bestuurlijk samengebracht in
een Ambt, het Ambt Kessel. Vanaf 1352 functioneert in dit gebied een
Ambtman als hoogste bestuursvertegenwoordiger van de Graaf van Gelre.
Deze ambtman zetelde omstreeks 1400 op kasteel Ter Horst. Dit heeft
zeker tot 1639, met wat onderbrekingen, geduurd. Van 1639 tot 1657 was
de heer van Arcen Ambtman. Hij woonde op kasteel Arcen en bestuurde
van daar uit het Ambt. Van 1657 tot 1675 hebben we te maken met de Ambtmannen
uit de familie Schellart van Obbendorp, die heer van Geysteren, Oostrum
en Spraland waren. Daardoor werd kasteel Geysteren het bestuurscentrum.
Er dient onderscheid
gemaakt te worden tussen het "Ambt" en het "Land"
van Kessel. Het Ambt Kessel omvat die gebieden die rechtstreeks onder
het beheer van de graaf , sedert 1339 hertog van Gelre stonden en waar
zoals vermeld de Ambtman als vertegenwoordiger van de hertog optrad.
Tot die gebieden hoorden bv de dorpen Baarlo, Maasbree, Blerick, Helden,
Sevenum, Venray en Wanssum. In al deze "landsheerlijke" dorpen
werd het bestuurlijk gezag uitgeoefend door de Ambtman, namens de graaf.
Tussen deze landsheerlijke
gebieden lagen diverse heerlijkheden die onder het gezag van plaatselijke
heren stonden, b.v. de heer van Blitterswijck, de heer van Ooijen en
de heer van Geysteren. Ook deze gebieden kwamen in de loop van de tijd
in de invloedssfeer van de hertog, maar ze werden bestuurd onder het
gezag van de plaatselijke heer. De ambtman had in die heerlijkheden
dus geen zeggenschap. Met het Land van Kessel bedoelt men het hele gebied,
dus alle landsheerlijkheden en alle "eigen" heerlijkheden.
(zie kaartje 2).
Naast de Ambtman
stond een Scholtis die voor zaken van justitie was aangesteld. Ook deze
landscholtis trad alleen op in de dorpen die tot het Ambt Kessel hoorden.
De min of meer onafhankelijke heerlijkheden hadden een eigen scholtis.
Wanneer men archieven
wil raadplegen over het Land van Kessel moet men eerst weten om wat
voor soort heerlijkheid het gaat. Immers de archieven over de landsheerlijkheden
berusten, wat betreft de Landvorst tot 1543, in Arnhem. Dit is het bekende
Hertogelijke archief. De archieven over deze heerlijkheden uit de periode
1543 – 1673/1675, toen ze werden verkocht, vindt men verspreid
over de Rijksarchieven in Arnhem en in Maastricht. Over de periode 1543
tot 1713 bevinden zich ook belangrijke archiefbestanden in Brussel en
Madrid.
In 1673/75 werden
de heerlijke rechten van de landsheerlijkheden binnen het land van Kessel
verkocht. Het gevolg was, dat elk dorp zijn eigen heer kreeg. Zoals
blijkt uit de verkoopregisters waren er ook heren, die de heerlijke
rechten van meerdere dorpen kochten. De heer van Horst kocht de heerlijke
rechten van het dorp Sevenum en de heer van Geysteren kocht die van
Wanssum erbij. Maasbree kwam onder het beheer van de heer van Arcen
te staan, terwijl Blerick en Baarlo elk in twee gedeelten werden verkocht.
Daar waren dus twee heren en men spreekt in die plaatsen dan ook over
tweeherigheid. Venray en Helden kwamen allebei in handen van de familie
Bouwens van der Boye.
Na de Spaanse Successie
oorlog (1702-1713) viel het Land van Kessel toe aan de koning van Pruisen.
Tot het einde van Ancien Regime bleef dit gebied onder de heerschappij
van Pruisen.
In 1713 kwam een
delegatie van de koning elke schepenbank bezoeken. Men verwachtte, dat
de leden van het dorpsbestuur de eed van trouw zouden afleggen. Doch
telkens kreeg de delegatie te horen, dat de koning niet de plaatselijke
heer was. Men had immers trouw gezworen aan de plaatselijke heer en
daar was geen verandering in gekomen. Dit moeten we overigens niet zien
als verzet tegen het landsbestuur; het is een vaststelling door de schepenen
van hun eigen rechten en verplichtingen.
Overigens kwam
in deze situatie wel verandering nadat de koning in 1744 de heerlijke
rechten van Broekhuizen kocht. In 1746 werd hij ook heer van Maasbree
en in 1749 heer van Helden. Het is niet duidelijk waarom de Pruisische
vorst deze heerlijkheden opkocht. In alle geval moesten de schepenen
van die plaatsen vanaf de koopdatum hun eed afleggen aan de koning zelf,
of aan zijn vertegenwoordiger.
Het Ambt Kessel
werd na de de inlijving door Pruisen niet meer in ere hersteld. Het
hele Overkwartier werd centraal door de Kriegs- und Domainenkammer vanuit
Geldern bestuurd. (later wordt dat het Administrationskolleg)
De in de Pruisische
periode gevormde overheidsarchieven zijn na de Franse tijd overgebracht
naar het Hauptstaatsarchiv in Düsseldorf, waar ze nu nog liggen.
Het zwaartepunt van Pruisen lag echter niet in het Rijnland maar in
Brandenburg, met als hoofdstad Berlijn. Daar liggen nu nog de koninklijke
paleizen Sans-Souci, Charlottenburg en Oranienburg, in al hun pracht
en glorie. Ze zijn na de Tweede Wereldoorlog volledig gerestaureerd.
Ook het bestuur in Geldern moest allerlei zaken ter goedkeuring voorleggen
aan de "Zentralverwaltung" in Berlijn. Dit verklaart waarom
in Berlijn-Dalhem, in het Geheimes Preussisches Staatsarchiv, ook veel
belangrijke stukken over het Land van Kessel in de 18e eeuw te vinden
zijn. Dit archief is voor het Land van Kessel een nog grotendeels onontgonnen
gebied.